Ooglid.
Toch vecht hij nog tegen zijn slaap. Het wordt hoe langer hoe moeilijker en stilte en donkerte doen hun werk. Weldra vallen zijn oogschelen dan ook helemaal dicht, WEYTS 1950, 54.
Hij was in de zestig, met een glad geschoren gezicht waarin slaperige ogen lagen onder dikke oogschelen, DE PILLECYN 1962, 239.
Hij sliep. Ik legde op zijn staart een snuifje keukenzout. Hij trok een oogscheel op en sprak: Maria is getrouwd, DURNEZ z.j. (± 1963), 52.
De andere was een korte, gebochelde, met gesloten oogschelen, TIMMERMANS 1966, 205.