Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

ontsnappen

betekenis & definitie

1. (Aan iemands oog of oor) ontgaan; soms bep.: uit het geheugen verdwijnen, ontschieten; - men ontsnapt niet aan de indruk, aan de conclusie dat, men ontkomt niet enz.

Het is hem niet ontsnapt dat zij in ’t voorbijgaan langs de tafel het juweel heeft opgemerkt, TEIRLINCK 1952, 1, 117.

Het belang van ons kongres zal wel niemand ontsnappen. - De juiste datum is mij ontsnapt, Keurig Ndl. 1973, 250.

2. M. betr. t. uitingen: bij vergissing geuit worden, ontvallen, ontglippen.

Dat had ik niet moeten zeggen, maar het is mij ontsnapt, Taalb. 1966, II, 307.

Die aanmerking is mij ontsnapt, Keurig Ndl. 1973, 250.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: ontkomen (bijv. uit de gevangenis), (van gas e.d.) naar buiten dringen; oneig. uitsl. in verb. als: aan iemands aandacht, aan het oog ontsnappen.

< >