Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

nopens

betekenis & definitie

Over, aangaande, betreffende, omtrent.

Al wat ik mij van mogelijkheden had kunnen voorstellen nopens verhoudingen die al dan niet tussen Veerle en de Hoogvrouw waren ontstaan, het was van een zo grenzeloze onnozelheid ten overstaan van het zware woord dat gevallen was, TEIRLINCK 1952, 1, 198.

De bewoners van de wijk rond het Bayer-Rickmann bedrijf te Brugge hebben klachten nopens geluidshinder, Limburg 31/8/1976.

Nopens de studietoelagen waarvoor de indieningsdatum voor het schooljaar 1976-77 is verplaatst naar 31 oktober 1976, deelde de minister mede «dat thans een nieuwe procedure met een globaal formulier is ontworpen», Limburg 31/8/1976.

Het lijk werd op circa 40 meter van de Steenweg op Edingen in het Markewater aangetroffen. Nopens de oorzaak van de verdrinking tast men nog steeds in het duister, Gazet v. Antw. 26/4/1977.

Het heeft misschien te maken met het tikje twijfel, dat de Fransman nopens zichzelf koestert en het grenzeloze vertrouwen dat Lucien van Impe heeft, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Ook deze eetzaal werd door de brand vernield zodat een gedeelte van de fabriek momenteel niet meer kan gebruikt worden. Nopens de oorzaak tast men in het duister, Gazet v. Antw. 1/8/1977.

Opm.: In de standaardt. volledig vero. (freq. 0), hoewel nog vermeld in versch. handwdb.

< >