Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

meers

betekenis & definitie

Laag gelegen, moerassig land; moeras; soms bep.: wei(de); grasland, weiland.

Hij keek de knaap lachend na, tot hij achter de bomen in de meersen verdween, LANGENS 1947, 14.

De grond wordt geploegd en bemest. Er rijzen korenvelden. Weiden en meersen spreiden zich langs de hellingen van het Yssedal uit. De moerassen worden van keerpijpen voorzien of aangeplempt. Het afgevoerde water spijzigt kleine vijvers en verlost de vruchtbare poldergrond, TEIRLINCK 1952, 1, 14.

Aan de overkant van het woud ..., waar een zware merrie in een boomgaard stond, trof men het arme beest aan met twintig steken in de balg. Het moest vreeslijke weerstand hebben geboden, het had over de hele meers in zijn bloed getrappeld, TEIRLINCK 1951, 1. 179.

Hij overziet heel zijn wereld want veel meer heeft hij in zijn leven niet gezien. Dijken, meersen, akkerland en de spinners die in de lage huisjes wonen, DE PILLECYN 1962, 74.

Ook o.a.: STREUVELS 1964, 9..

< >