Woonkamer, huiskamer.
Het liefst van al bleven wij samen bij de open haard van de kleine living, die wij naast onze slaapkamer mede hadden gehuurd, TEIRLINCK 1952, 1, 228.
Weet je dat een living van vier bij vijf helemaal geen living meer is, maar een hok? GHYSEN 1962, 21.
Zij kan de stapels schotels lang niet meer tellen die zij in al die tijd afgewassen heeft... en de kilometers weg afgelegd tussen keuken en living, Vrouw en wereld nov. 1975, p. 24.
Wij bewonen een sociale woning, waarvan de living niet groot is, Vrouw en Wereld mei 1976, p. 7.
Zodra hij de deur opende zag hij wat er gebeurd was. Zijn moeder en R. C. lagen dood in de living, met ingeslagen schedel, Gazet v. Antw. 30/6/1977.
Het vuur breidde zich vlug uit en in een ommezien stonden achterkeuken, salon en living in lichterlaaie, Gazet v. Antw. 16/9/1977.
Opm.: In Vl.-België is living in de gewone omgangstaal zeer gebruikelijk. In Nederl. is het thans ook als modewoord, m.n. in de reclametaal, binnengedrongen, inz. ter aand. van een ruime woonkamer in flats, bungalows of villa’s; in de omgangstaal is living echter nog lang niet ingeburgerd (freq. 1, terwijl niet kan worden vastgesteld in welke bet.; mog.: levensonderhoud, bestaan).
Sam.: livingelement (Kombineerbare living-elementen van PVC, uitzicht dennehout, Uit een reclameblad juni 1978); livingmeubel, wandmeubel (Livingmeubel van PVC, uitzicht zwarte es met witte voorkant, Uit een reclamefolder juni 1978); livingtafel (Eiken livingtafel, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 17).