Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

laureaat

betekenis & definitie

In toep. op een kandidaat die voor een examen is geslaagd: geslaagde; - (inz. in de sportt.) winnaar van een wedstrijd e.d.: overwinnaar, prijswinnaar.

Het examen heeft 276 laureaten opgebracht, Taalb. 1959, II, 546.

De laureaten van de Belgische Postuurkanarieklub, die op de wereldkampioenschappen te Genua vijfmaal goud, tweemaal zilver en vijfmaal brons hebben gewonen, Nieuwsblad 15/4/1977.

In het Rivierenhof te Deurne werden de prijzen uitgereikt aan de negentig laureaten van de wedstrijd „Leer in het verkeer” die tijdens de paasvakantie door onze krant werd georganizeerd, Gazet v. Antw. 29/4/1977.

Dat zijn in de eerste plaats de gebuisden voor Venezuela met aan het hoofd André Van der Steen, vorig jaar laureaat te Zottegem en nu gewipt uit de selektie, Gazet v. Antw. 26/6/1977.

In eerste instantie dan de twee recente laureaten: Liverpool, houder van de Europa Cup I en Juventus, de winnaar UEFA-beker, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Twee jaar geleden was het de Franse president Giscard d’Estaing, die de laatste gele trui over de schouders van dezelfde Tour-laureaat trok, Gazet v. Antw. 15/7/1977.

Opm.: In de standaardt. (<lat. laureatus) uitsl. in toep. op een bekroond kunstenaar, geleerde enz.

Sam.: eindlaureaat, eindoverwinnaar (Bernard Thévenet haalde dus de laatste eindmeet als eindoverwinnaar, na een Tour die in feite weinig grote hoogtepunten heeft gekend, maar in zijn persoon althans een gewaardeerd eindlaureaat kreeg, Gazet v. Antw. 15/7/1977).

< >