Langs; soms bep.: aan, door enz.
- Zie verder s.v. langs.
Een week later las ik in de krant, dat zijn lichaam een eind stroomafwaarts van de stad door spelende kinderen in het riet langsheen het water was weergevonden, LAMPO 1947, 156.
Liesje vulde in de kelder haar schoolransel met aardappelen en kroop langsheen het keldergat naar buiten, BRULEZ 1950, 151.
Ik zag hem lopen, bij stormweer, de kraag van zijn jas opgetrokken, langsheen de stroom en de dokken, BOSSCHAERTS 1954, 58.
Het plotseling besef dat deze tocht langsheen de mistige rivier een onherroepelijk afscheid was van het leven in het gezellig huisje, VAN AKEN 1976, 244.
Onze stad is een vuile stad. Je moet maar eens langsheen de straten kijken. Er ligt overal afval, Vrouw en Wereld okt. 1976, p. 10.
Een loods, gelegen langsheen de Houtkaai te Brugge, Gazet v. Antw. 2/5/1977.
Vandaar dat... de kleurrijke stoet ... van de Vrijdagmarkt vertrok om een ommegang te plegen langsheen elk der scholen, Gentenaar 1/6/1977.
Ook o.a.: VAN LOOY 1945, 6. WEYTS 1950, 83. RUYSLINCK 1966, 146.