1. Kwijtraken in de zin van: maken dat men van iem. of iets afkomt, bevrijd worden van Pierre is weg, en je wil hem terughebben.
De graaf is hier, en je wil hem kwijtspelen, BERKHOF 1962, 183.Hij (belde) aan de woning vóór dewelke de vuilnisbak stond en wachtte. Een jong meisje deed open. - Juffrouw, om te vragen of ik dat vogelkooitje mocht hebben! Ik zie dat u het toch maar wil kwijtspelen! DE RIDDER 1966, 20.
Heiligen, die ten slotte blij waren dat aureool kwijt te spelen van supermensen met een lange arm, van kwakzalvers en wonderdoeners, Vrouw en Wereld nov. 1973, p. 46.
Of hij in de gevangenis zijn alkoholisme zou kwijtspelen was te betwijfelen, Vrouw en Wereld maart 1975, p. 23.
De Bruggeling zegt dat hij twee dagen na de kidnapping na een bezoek aan een gemeenschappelijke vriend ... lange tijd door een lichtgrijze Peugeot werd achtervolgd, die hij vervolgens kon kwijtspelen, Gentenaar 18/4/1977.
Ook o.a.: WEYTS 1950, 84. TEIRLINCK 1952, 1, 134. BOON 1961, 45. DE PILLECYN 1962, I08.
2. Kwijtraken in de zin van: niet meer beschikken over; verliezen; verspelen.
De week na jullie aanhouding speelde hij opnieuw een partij kwijt die hij aan de verdelingsgroep van Schaarbeek moest gaan leveren, VAN AKEN 1965, 09.
Dat het echtpaar bij allerlei gokspelletjes en geldtransakties anderhalf miljoen fr. kwijtspeelde, Gentenaar 3/8/1977.
3. (Iem.) uit het oog verliezen; kwijtraken in de zin van: niet meer weten waar iem. of iets is.
Snoek, waar mag die gebleven zijn? Het vorig jaar was hij er nog. In de voorwinter was Bout hem kwijtgespeeld, OP DE BEECK 1947, 198.
Hij was met tachtig man tot hier geraakt. Gonzalez had hem of hij had Gonzalez kwijtgespeeld, het fijne daarvan zal men nooit te weten komen, WALSCHAP 1975, 55.
Zij had niets nodig ... zij was alleen Vader kwijtgespeeld, Vrouw en Wereld sept. 1975, p. 3.