Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kwakkel

betekenis & definitie

I. Bruine, hoenderachtige trekvogel: kwartel; inz. in de zegsw. zo doof als een kwakkel, stokdoof.

II. Vals bericht; praatje, verzinsel, leugen.

In een krant konden we onlangs lezen dat een vroeger bericht een ‘boosaardige kwakkel’ was geweest, GALLE 1976, 138.

Zoals ... een andere Antwerpse krant (in de volksmond) De Frut werd geheten. Ja - vulde presentator F. eraan toe, dat blad was aanvankelijk gefinancierd door een vermogende vleeshouwer. Waar F. deze kwakkel vandaan haalde zal hij voorzeker zelf niet weten. Voor ons was het de eerste keer in ons lange leven dat we die fabel hoorden vertellen, Gazet v. Antw. 23/9/1977.

III. Vrouw die waggelend loopt; - babbelaarster, kwek.

< >