In de spreekt, voor: tong, in de verb. een goed blad hebben, goed kunnen praten; in toep. op pers., inz. op vrouwen: een vuil blad, vuilspuiter, kwaadspreker enz.
In de verkl.: bij iem. op een wit (of goed) blaadje staan, goed aangeschreven staan, in een goed blaadje staan.
Hoe meer ik mij verweerde tegen die valse aantijgingen, hoe minder hij mij geloofde en hoe meer ik bij hem op een wit blaadje kwam te staan, LEBEAU 1962, 127.
Na de oorlog stond je versteld van het aantal collaborateurs die bij de weerstand op een wit blaadje stonden, VAN AKEN 1965, 148.