Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kribbe (krib)

betekenis & definitie

Crèche, (kinderdagverblijf; ook: peuterspeelzaal.

- Zie verder onder kinderkribbe.

Ze deed het allemaal alsof ze jaren in een kribbe werkzaam was en het alle dagen deed. Haar gebaren waren zo lenig en behendig, zo volkomen getraind en vertrouwd, dat ik erbij onpasselijk werd. Ze luierde nu het popje en speldde het in en ging het in een wieg te slapen leggen, TEIRLINCK 1952, 1, 191.

Haar leven is een voortdurende rush geworden van huis naar de krib, van de krib naar ’t bureel; altijd heen en weer als de slinger van een klok, Vrouw en Wereld nov. 1975, p. 24.

Volgens recente cijfers worden er dagelijks ruim 80.000 kinderen onder de drie jaar opgevangen. De kinderdagverblijven, nl. kribben (0 tot 3 jaar) en peutertuinen (18 maanden tot 3 jaar), nemen ongeveer 15.000 kinderen op, zodat de grote meerderheid der jonge kinderen bij familieleden (moeder, zuster, tante) of onthaalmoeders terechtkomen, Vrouw en Wereld jan. 1976.

Kinderen die tegen bof werden ingeënt zijn niet besmettelijk... . Sociaal gezien kunnen alle kinderen ingeënt die naar de kribbe moeten, Vrouw en Wereld nov. 1977, p. 21.

Het ministerie (belegde) een colloquium, waarop niet alleen het NWK, maar ook organisaties, onthaalmoeders, kribben, peutertuinen enz. ... hun stem konden laten horen, Gazet. v. Antw. 27/12/1977.

Sam.: dagkribbe (Gents Adv. 12/8/1976. Dat de inenting absoluut aangewezen is bij alle kinderen die hoger risico lopen, zoals in een dag- en nachtkribbe, kinderen in een sana- of preventorium, enz., Vrouw en Wereld okt. 1976, p. 22); nachtkribbe; wijkkribbe (Vrouw en Wereld april 1974, p. 13).

< >