Kruispunt, plein waar versch. straten op uitmonden (zie verder BO en S.).
De knok, met de linde te midden, vormde het hart en de kern van ’t gehucht, waar alle paden en wegen op uitmondden, en de inwoners samenliepen als er iets gebeurd of te doen was, STREUVELS 1964, 17.
Zij liep achter hem aan tot zij aan de knok gekomen waren. Daar bleef zij staan kijken tot haar zoon langs het schoolpoortje op de koer verdwenen was, DEMEDTS 1976, 97.