Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

klank

betekenis & definitie

1. Geluid (van een radio, T.V. enz.); zet de klank eens wat stiller.

U kunt ook de klank van de T.V. afzetten, Uitzending BRT aug. 1977.

2. In de bijw. uitdr. met klank, overtuigend, uitstekend e.d.; iem. met klank buitensmijten, iem. vierkant de deur uit gooien; hij is met klank geslaagd, hij heeft met klank gewonnen, op overtuigende wijze.

Het werd een tijdrit door de sneeuw, nadien weer onder de regen. Een tijdrit die Freddy, zoals reeds zoveel andere in de voorbije jaren, met klank won! Gazet v. Antw. 8/4/1977.

< >