Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kinderkribbe (kinderkrib)

betekenis & definitie

1. Gelegenheid, plaats waar kinderen (veelal tot de leeftijd van 3 jaar), inz. van buitenshuis werkende moeders, overdag onder toezicht kunnen verblijven; in Nederl.: (kinder)dagverblijf, (in de omgangst.) crèche; ook: peuterspeelzaal.

- Zie ook kribbe.

Beide bewegingen pleiten voor het zoeken naar geschikte formules voor de voorschoolse opvoeding.

Ze denken hierbij aan een net van goede kinderkribben en peutertuinen, en aan de onthaalmoeders, Vrouw en Wereld mei 1976, p. 27.

Opleiding tot hulp bij gezonde kinderen, in kinderkribben, kindertehuizen, Kerk en Leven (ed. Mechelen) 12/8/1976, p. 4.

Kan een groep kinderverzorgsters niet bijspringen als een ziek kind niet kan opgenomen worden in een kinderkribbe? Bond 4/2/1977.

Bij stad Antwerpen is een plaats van werkster bij een kinderkribbe openverklaard, Volksmacht 21/4/1978. Maandagavond kwam de kinderkribbe aan de St. Bernardse Steenweg aan bod. Daar is de elektrische installatie totaal versleten, Gazet v. Antw. 30/5/1978.

2. Soms ook in toep. op een inrichting waar aan kinderen een gezinsvervangend verblijf wordt geboden; internaat voor kinderen, kindertehuis.

Als het zo ver komt dat de echtgenoot ... met het wichtje geen uitweg meer weet, is het weer dokter Everaert die het, op zijn kosten, aan een kinderkribbe van Franciscanessen toevertrouwt, WEYTS 1950, 44.

< >