Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kafzak

betekenis & definitie

Met kaf gevulde zak, dienend als matras; strozak; - ook overdr. in toep. op een pers. zonder fut, zonder wilskracht: zoutzak.

- Zie ook de dialectwdb., o.a. c., J. en T. B.

Zij verademen wanneer zij naar bed mogen gaan. Maar dan begint voor beiden een slapeloos woelen. Het zweet maakt hun kafzak wak, TEIRLINCK 1952, 1, 142.

Vijf houten britsen, van kafzakken voorzien, vulden een hoek van de zwartberookte ruimte en aan de andere kant hadden wij een tafel met twee banken, DEMEDTS 1976, 85.