Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

intrest

betekenis & definitie

1. In Vl.-België het gewone woord voor: rente, geldelijke vergoeding voor het uitlenen van kapitaal.

- Zie verder de Opm.

Gratis plaatsen van traplopers - tapisplain. Krediet zonder intrest, Gent 19/8/1976, p. 12.

Om een woning te kopen of te bouwen kan je bij de ASLK geld lenen tegen een interessante interest, Westkust 26/8/1976, p. 13.

Op de bijkomende aangroei van uw depositoboekje ontvangt u vanaf 1.10.76 tot 31.12.76 een extra intrest van 2%, Boom 3/12/1976.

De totale intrest die wordt toegekend voor inleggingen op gewone spaarboekjes blijft dus ongewijzigd, voor zover het gaat om spaartegoeden waarop de getrouwheidspremie van toepassing is, Gazet v. Antw. 16/9/1977.

Ook o.a.: DURNEZ z.j. (± 1958), 26. Knack 18/4/1973, p. 120. Verminkte sept. 1976. Maand jan. 1977, p. 33.

Opm.: In de standaardt. is int(e)rest, althans buiten de specifieke vaktaal, vrij ongebruikelijk (en als zodanig door de excerpenten gekarakteriseerd) en verdrongen door rente-, in de frequentielijsten komt rente met afl./sam. 32 keer voor, tgov. 1 attestatie van interest.

2. Interesse, belangstelling; ook: belang, in verb. als daar heb ik geen intrest bij.

Wekt ons aanbod uw interest? BROUWERS 1978, 248.

Sam.: intrestdaling, rentedaling (Intrestdalingen voor commerciële kredieten, Volksmacht 19/5/1978); intreststijging; intrestvoet, rentevoet (Het spijt ons ... om het werk dat men gepresteerd heeft om de juiste intrestvoet te berekenen, maar wij willen aan die konditie niet op reis, GHYSEN 1962, 44.

Daling van 0,75% van de intrestvoet voor de hypothecaire leningen, Volksmacht 19/5/1978).

< >