Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

immobiliën

betekenis & definitie

Onroerende goederen; als coll.: onroerend goed, vastgoed; in advert., op reclameborden enz. vaak in verb. met een eigenn.: Immobiliën Peeters, makelaarskantoor P.; soms bep.: bouwmaatschappij, woningbouwvereniging enz.

Al jarenlang was de bladzijde „Immobiliën” een blikvanger voor mij waar ik met moeite voorbij kon. Ook al hadden wij het geld niet, in gedachten was ik steeds maar grond aan het kopen en verkopen, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 32.

De markt werd gekenmerkt door een toenemend aanbod van immobiliën tegen hoge prijzen, die gemakkelijk een koper vonden, Gazet v. Antw. 11/4/1977.

De katedraal stond ook die ene zomeravond statig in het midden ... . Een bouwwerk zoals de immobiliën ze niet meer maken: het in steen gehouwen kantwerk uit de esteticaboeken, Gazet v. Antw. 15/9/1977.

Ook o.a.: Gent 12/8/1976, p. 2. Westkust 19/8/1976, p. 13. Klokje 27/4/1978.

Sam.: immobiliënadvertentie (Gazet v. Antw. 16/5/1977); immobiliënbeurs (Alle aankondigingen onder deze rubriek moeten binnen zijn voor elke maandagmiddag op de redaktie immobilienbeurs, Gent 19/8/1976, p. 2. Mech. 1/6/1978); immobiliënkamer (Nationale voorzitter van de Federatie der Immobiliënkamers van België, Gazet v. Antw. 11/4/1977); immobiliënkantoor, makelaarskantoor, ook: kantoor van een (woning)bouwmaatschappij (Gazet v. Antw. 3/6/1978); immobiliënkrediet (Om immobiliënkredieten aan abnormaal lage rente te verkrijgen, Gazet v. Antw. 21/4/1977); immobiliënmakelaar (Gazet v. Antw. 12/7/1977. Gentenaar 3/8/1977); immobiliënmarkt, onroerendgoedmarkt, vastgoedmarkt (Gazet v.

Antw.
31/7/1977); immobiliënrecht (School voor immobiliënrecht, Gent 19/8/1976, p. 9. Immobilienrecht: technicus in het immobilienrecht: gegradueerde in het Immobiliënrecht en Ekonomie, Advert. (ed. Rupel) 24/8/1976); immobiliënsector (Gazet v. Antw. 31/7/1977).