Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

identiteitskaart

betekenis & definitie

Officieel document met persoonlijke gegevens (naam, geboorteplaats, -datum, woonplaats enz.) dat dient om de identiteit van een persoon te bewijzen, en dat tevens geldt als bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister, en als officieel legitimatiebewijs.

Alsof de hotelierster er meteen lucht van kreeg, van onze verhouding, vroeg ze aan Marcelle of ze ook haar identiteitskaart even kon inkijken, terwille van het nummer dat ze in het boek moest bijschrijven, PAUWELS 1971, 132.

De toeristische dienst vestigt er ook de aandacht op dat de Belgische identiteitskaart voldoende is om het land binnen te komen als men in het bezit is van een hotelstrookje, Gentenaar 18/5/1977.

Zo is men nog niet zeker wat zoal op de nieuwe, geplastifieerde identiteitskaarten zal worden vermeld of wanneer ze precies zullen worden ingevoerd, Laatste Nieuws 3/7/1980.

Ook o.a.: KEMP 1957, 174. Vrouw en Wereld april 1976, p. 23. Gazet v. Antw. 22/12/1977. Volksmacht 21/4/1978. Kerk en Leven (ed. Boom) 25/5/1978, p. 22.