Van pers.: gedrongen (van gestalte), klein van stuk; geduikt zitten, in elkaar gedoken
Koppig in zijn eenzaamheid onder ’t loof gestuikt, loert... het eenogig nest van Schavaeys, TEIRLINCK 1952, 1. 7.
Ik vond dat Louis een flinke vrouw had: kort gestuikt, zoals hij, flink uitgewassen en met een uitzicht zo proper als de aanblik van het huis dat zij onderhield, DE PILLECYN 1962, 133.