Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gelijkvloers

betekenis & definitie

Benedenverdieping; begane grond; op het gelijkvloers wonen, beneden, gelijkvloers wonen.

Het huis waar Kennes het gelijkvloers en de eerste verdieping bewoonde, was hoog en smal, VAN AKEN 1965, 62.

Met een schamele dertigduizend frank zou ik waarschijnlijk nauwelijks toekomen om de conciërge op het gelijkvloers te overhalen mij voor de nacht naast de verwarmingsketel in de kelder te laten slapen, VAN DEN BROECK 1972, 67.

In de winkelcentra en grootwarenhuizen moeten de meeste gehandicapte mensen op het gelijkvloers blijven, bij het ontbreken of onaangepast zijn van de lift, Vrouw en Wereld febr. 1977, p. 33.

Bewoners van het gelijkvloers hadden de politie verwittigd, nadat water van het overlopende bad langs de muren naar beneden sijpelde, Gentenaar 1/6/1977.

Opm.: In de standaardt. uitsl. bnw. en bijw.

Sam.: handelsgelijkvloers, winkelruimte op de begane grond (Handelsgelijkvloers met atelier, Gent 19/8/1976, p. 2).