Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gekwetst

betekenis & definitie

Van pers.: gewond (bij een ongeval, een aanslag enz.); geblesseerd (inz. in de sportt.).

Als znw.: gekwetste m.-v., -n, gewonde, geblesseerde. (Hij) streek het vocht voorzichtig over het gekwetste deel. Hij nam het diertje op en besloot het op een doekje in het kooitje te leggen, DE RIDDER 1966, 24. Dringende medische hulp aan zieken en gekwetsten die zich op de openbare weg of in een publiek oord bevinden, Shopping (ed. Strombeek) 6/1/1977.

Vander Eist scoorde tegen Bayern het tweede doelpunt. Wel enigszins verbazend als men weet dat hij in deze wedstrijd de gekwetste Van Binst moest vervangen als flankverdediger, Limburg 31/8/1976.

We staan wel ver van Barbusse zelf die tijdens het gevecht onder een dodelijk gekwetst paard lag, Verminkte sept. 1976.

In de omgeving van dit stadion, maar ook elders in de stad, kwam het tot botsingen tussen politie en betogers. Hierbij vielen verschillende gekwetsten, Gazet v. Antw. 2/5/1977.

Zieken en gekwetsten maken selektie moeilijk, Gazet v. Antw. 16/9/1977.

Dit heeft iets te maken met het feit dat doden en gekwetsten in het verkeer eigenlijk «statistische» doden zijn, en dus onbekend, Voetgangers 1978, 4.

Opm.: In de standaardt. w.g. (freq. 3) en zo goed als uitsl. in de oneig. bet.: innerlijk gewond, gegriefd, gekrenkt, beledigd.

Sam.: lichtgekwetst(e) (Het is toch verschrikkelijk dat bij de 1.700 verkeersongevallen, vorig jaar in het rijkswachtdistrikt Dendermonde, er 710 lichtgekwetsten doch ook 204 zwaargewonden waren, Touring 7/4/1977, p. 23);

- zwaargekwetst(e) (Drie doden en vier zwaargekwetsten te Asse, Gazet v. Antw. 2/5/1977.