Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

gelagzaal

betekenis & definitie

Gelagkamer (in een herberg e.d.); foyer (in een schouwburg); restauratie (in een station).

Een grimmige schaterlach schiet door de gelagzaal, waar de rook uit dampende pijpen, als een vuile mist over en weer drijft, WACHTERS 1946, 58.

Toen ging de oppas, die in de herbergwoning blijft overnachten met de vier kinderen, kijken naar de oorzaak van de knallen. De gelagzaal bleek toen reeds in vuur te staan, Gazet v. Antw. 6/6/1977.