I. Als vz.
In tijdsbep.: binnen het verloop van; tijdens, in, gedurende.
Als ik binst dit jaar sterf... wacht mij de hel, TIMMERMANS z.j. a, 56.
Niet als de Duvel, die ons bij de communie nog scherp aankeek of we binst de nacht weer geen doodzonde hadden begaan, LEBEAU 1962, 33.
Ook o.a.: VERMEYEN 1947, 56. BRULEZ 1950, 27. v. D. WOESTIJNE 1963, 10.
II. Als voegw.
Terwijl; intussen; ook: binst dat, terwijl.
Ze... rolde het gekapt vlees tot kinderkopdikke bollen,... Binst kookte een grote ketel rijstpap, TIMMERMANS 1966, 45.
Sam.: binstdien, intussen (TIMMERMANS 1966, 169).