Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

dooddoen

betekenis & definitie

(Iem.) doden, vermoorden; (dieren) slachten, (ongedierte) doodmaken; - in de verb. te dom, te lelijk enz. om dood te doen, als versterkende uitdr. na (negatieve) bnw.; - (iemands redenering, argumenten enz.) ontzenuwen; - (er) niet veel (aan) dooddoen, niet veel uitvoeren.

Prof. De W., een in de drank en eenzaamheid verlopen wrak, meer zat dan nuchter, te lelijk om dood te doen, was in zijn studententijd het lief geweest van een bekende dichter, LAUWENS 1973, 57.

Tijdens die voorbereidingen zegde J. al: «Als we dat doen zal ik die toch moeten dooddoen want ze kent mij,» Gazet v. Antw. 26/4/1977.

Afl.: dooddoener (Een slachter is een dooddoener, TEIRLINCK 1952, 2, 36).

< >