doef
(zn) duw, stomp WB.
Walter De Clerck (1981)
Dof klinkende slag, stoot; dof, bep. een vuistslag op de rug; iem. een doef geven; (bij het spel) voor een doef spelen, ter aand. dat de winnaar de andere(n) een dof op de rug mag geven, en vand.: niet voor geld spelen; - ook in erotische zin: een doef(ke) doen, coïre. Afl.: doefen, slaan, een klap geven; bonzen; oo...
Hans Heestermans (1977)
doef - coïtus; eig.: ‘dof klinkende slag of stoot’. In de verb. zijn doefke doen (ook doefen), geslachtsomgang hebben (vgl. bonzen, neuken). Alleen W.-Vl. (Aant. GEZELI.E).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: