1. Samenvoeging, ophoping; het gelijktijdig toepassen; cumulatie; cumul van de belastingen, van straffen en boeten.
Verder komen er enorm veel vragen binnen over huwelijksgoederenrecht, echtscheidingsproblemen, kumul van de belastingen, Vrouw en Wereld mei 1975, p. 14.
2. Het gelijktijdig waarnemen van versch. ambten, functies; cumulatie; bep. in het onderwijs m. betr. t. het aanvaarden van meer lesuren (in één of meer scholen) dan een volledige leeropdracht vereist; vand. ook: nevenfunctie, bijbaan.
Je was altijd tegen kumuls die mandatarissen verhinderen hun werk goed te doen, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 20.
Wij weten dat in het onderwijs de cumuls welig tieren, maar met een dooddoener als «Schoolmeester = verzekeringsagent» is lang niet alles hierover gezegd, Volksmacht 3/12/1976, p. 2.
Het bevorderen van deeltijdse arbeid en tegelijk het beteugelen van sluikwerk, overuren en kumul van betrekkingen, Gazet v. Antw. 9/5/1977.
De muzikale kumul van minister C., Gazet v. Antw. 17/5/1978.
Sam.: cumulbeperking (Bond 27/8/1976, p. 3);
cumuljob, nevenfunctie (Ga de politicus eens zoeken die voor 2.500 fr. per maand een kumul-job wil aanvaarden, Knack 21/1973, p. 36).