Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

champetter (sjampetter)

betekenis & definitie

Veldwachter; vandaar ook in toep. op een bazige vrouw.

Zonder dat de sjampetter daartoe de minste moeite moet doen, rijdt de adellijke staatsiekoets op naar het grote hek, TEIRLINCK 1952, 1, 138.

Voor een getrouwd mens moet het toch uit zijn met vrijers en lieven? En met zulk een champetter gelijk de mijne was er geen nood dat men uit de schreef zou lopen! STREUVELS 1962, 152.

Lees en verspreid De Waarheid! De champetter en de Suisse zijn ons komen wegjagen, dreigend dat ze ons de bak zouden binnenduwen, BOON 1977, 84.

De champetter was een echte volkse figuur, Gazet v. Antw. 5/9/1977.

< >