Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

benuttigen

betekenis & definitie

(Iets) gebruiken; gebruik maken van -; (een gelegenheid) benutten, te baat nemen.

De gasfoyer begon te gonzen en kapitein Farazyn legde het benuttigde lucifertje in een soort van kambeurs, JONCKHEERE 1947, 79.

Van mevrouw Yolande... had zij namelijk toestemming gekregen om het kasteel, met zijn heerlijk park, te benuttigen, WEYTS 1950, 202.

Iphigénie weet het geval te benuttigen en tracht Houtekiet diets te maken dat hij uit het wegblijven van een spook geen te verre besluiten mag trekken, WALSCHAP 1963, 387.

Ik kon niet nalaten deze gelegenheid te benuttigen, Keurig Ndl. 1973, 60.

< >