Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

algelijk (allegelijk)

betekenis & definitie

Toch, niettemin; hoe dan ook, in ieder geval.

Dat is geen slecht plan. De dieren moeten we achterlaten. Maar algelijk, de huid gaat voor, BIJDEKERKE 1948, 317.

Terwijl ik de ene een schop gaf tussen wat allegelijk ook een geestelijke heeft, stak de andere mij met een dolk, BOON 1961, 36.

Nu is de wereld de laatste tijd wel wat veranderd, maar dat ik hier plots met die andersgeworden wereld gekonfronteerd werd, schokte me algelijk, BOON 1977, 152.

< >