Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

aanpalend

betekenis & definitie

Van plaatsaanduidingen, inz. van kamers, lokaliteiten enz.: aangrenzend, ernaast liggend.

Een dronkemansstem rumoerde van uit de aanpalende gelagzaal tot hier door, BIJDEKERKE 1948, 8.

Zo kwam ik onverwacht met de kleine in de wachtkamer te zitten, terwijl Marcelle zich in de aanpalende kamer met de Meester onderhield, PAUWELS 1971, 113.

Toen kwam van uit het aanpalend lokaal rijkswachter A. D. toegesneld, die de jongeman nogal hardhandig hielp overeind komen, Gazet v. Antw. 26/4/1977.

Ninove. - J.B. (22) is omgekomen in de brand die zondagochtend om 4 u. plots zijn café en de aanpalende woonplaats (= woonkamer) in korte tijd vernielde, Gentenaar 9/5/1977. Ook o.a.: TEIRLINCK 1952, 1, 205. STREUVELS 1964, 281.

- In de volg. aanh. ook: bijhorend. T.k. rustiek hoevetje te Opwijk, best. uit: 15 are grond, lange privé-oprit, zr. rustige ligging + aanpalende gebouwen, vrij, Gentenaar 22/5/1977.

Te huur - Bonheiden...: nieuwgebouwd houten landhuis... - living met open haard - volledig ingerichte keuken met aanpalende werkkamer, Klokske 27/4/1978.