Wat is de betekenis van aanpalend?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanpalend

aanpalend - Bijvoeglijk naamwoord 1. aangrenzend, direct gelegen naast Het vuur was overgeslagen naar twee aanpalende gebouwen. Woordherkomst samenstelling van aan en palend Synoniemen aangrenzend, aanliggend, naastgelegen

2024-04-30
Bouw- en Vastgoedlexicon

Hendrik Leurs (2015)

Aanpalend

Ook belendend genoemd, is fysiek aangrenzend aan de grond of het gebouw.

2024-04-30
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

aanpalend

Van plaatsaanduidingen, inz. van kamers, lokaliteiten enz.: aangrenzend, ernaast liggend. Een dronkemansstem rumoerde van uit de aanpalende gelagzaal tot hier door, BIJDEKERKE 1948, 8. Zo kwam ik onverwacht met de kleine in de wachtkamer te zitten, terwijl Marcelle zich in de aanpalende kamer met de Meester onderhield, PAUWELS 1971, 113. Toen kwa...

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanpalend

bn., aangrenzend, belendend.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanpalend

bn. (aangrenzend): de -e gewesten, de -e straten, belendende.

2024-04-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Aanpalend

zie Aanliggend, Belendend.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanpalend

('a:n) bn. aangrenzend : de -e huizen. Syn. zie: aangelegen.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanpalend

Aanpalen - bn. (teg. deelw. van aanpalen), aangrenzend, belendend.