zijn storingen in het zeewater, die het karakter van longitudinale elastische trillingen dragen t. g. v. een aardbeving in de aardkorst onder de zee. Zij zijn dus het gevolg van submariene aardbevingen.
De zeebevingen planten zich verticaal naar boven voort en worden op schepen waargenomen als stoten van onderen. Vissen kunnen door deze stoten gedood worden (barsten van de zwemblaas). De zeeoppervlakte komt door een zeebeving niet in beweging, omdat de elastische trillingen van het water hiertoe geen aanleiding geven. Heeft echter met de submariene aardbeving een verschuiving in de zeebodem plaats, of een subaquatische afschuiving van bodemsedimenten, dan ontstaan wel golven in de gewone betekenis van het woord. Deze worden met de Japanse naam tsoenami aangeduid. Zij treden steeds na de eigenlijke zeebeving op en kunnen zeer gevaarlijk zijn aangezien zij lage strandkusten overstromen en diep in baaien doordringen, waarbij huizen en bruggen vernield worden.
Vooral de oostkust van Japan heeft er veel onder te lijden, maar ook Hawaiï. Ook onderzeese vulkanische uitbarstingen kunnen soortgelijke golven veroorzaken, die veelal vloedgolven genoemd worden, een verkeerde naam, omdat zij met de vloed niets te maken hebben.