Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WOLFRAM VON ESCHENBACH

betekenis & definitie

middeleeuws Duits dichter (ca 1170-ca 1220), naast Gottfried von Strassburg en Hartmann von Aue de voornaamste Duitse epicus uit de bloeiperiode van de riddertijd, werd geboren uit een ridderlijk geslacht, dat aan het stadje Eschenbach bij Neurenberg zijn naam ontleende.

Hij was op de gunst van grote heren aangewezen; zo vinden wij hem ca 1204 aan het hof van landgraaf Herman van Thüringen, tegelijk met Walther von der Vogelweide. Vroeger werd Wolfram veelal voor de laatste ongeschoolde grote dichter der wereldletterkunde gehouden, omdat hij volgens eigen zeggen niet lezen of schrijven kon; tegenwoordig neemt men aan, dat hij met deze boutade de opvatting, dat hij „een geleerd dichter” zou zijn, heeft willen afwijzen, omdat hij zich in de eerste plaats als „ridder” voelde (ritten ambet ist min art). In ieder geval is Wolfram met de literatuur van zijn tijd goed bekend.

Behalve een achttal liederen heeft hij alleen epische werken geschreven. Het oudste en belangrijkste daarvan is de Parzival, die ca 1210 is voltooid.

Een tweede dichtwerk van Wolfram is de onvoltooid gebleven Willehalm. Zijn bron was daarbij het Oudfranse heldendicht La bataille d’Aliscans (z Aliscans), waarvan landgraaf Herman hem de tekst verschaft had. Wolfram heeft dit speelmansepos, dat de strijd van graaf Willem van Toulouse tegen de Saracenen verhaalt, tot een ernstig ridderepos omgewerkt, waarbij de religieuze onverdraagzaamheid van zijn bron tot humaniteit veredeld werd. Van het werk zijn ruim 8 boeken voltooid. Het stamt uit de tijd van 1210-1220; Wolfram is voor de beëindiging gestorven. Ook zijn derde werk de Titurel is onvoltooid; wij bezitten slechts twee fragmenten, één van 131 en één van 39 vierregelige coupletten. Belangrijk is de invloed, die Wolfram op latere dichters uitoefende; men ontwaart die vooral bij Wirnt von Grafenberc. Nieuwe roem werd hem voorts bezorgd door Albrecht, de dichter van de Jongere Titurel, die de fragmenten van de Titurel tot een groot gedicht uitwerkte en het onder Wolfram’s naam publiceerde.

De Parzival is in de riddertijd zeer populair geweest; een 70-tal handschriften is nog geheel of gedeeltelijk bewaard. Nog in de 15de eeuw werden Parzival en Titurel gelezen en reeds in 1477 werden zij gedrukt. Daarna zijn eeuwen voorbijgegaan, waarin de naam van Wolfram nauwelijks genoemd werd. Eerst in het midden der 18de eeuw hebben vooral Bodmer en Breitinger zijn werken uit het stof van het verleden opgedolven. Pas de 19de eeuw gaf Wolfram de plaats, die hem toekwam.

PROF. DR H. W. J. KROES

Uitg.: voor de Parzival z aldaar en onder Graalromans. Werken: K. Lachmann (1833, verz. d. E. Hartl, 71952); A. Leitzmann (1902-1906); E. Martin (1900-1903, met uitv. commentaar); Bartsch-Marti (1929).

Lit.: z onder Parzival en Graalromans. Voorts: S. Singer, W.’s Willehalm (Bern 1918); A. Schreiber, Neue Bausteine zu einer Lebensgesch. W.’s v. E. (1922); K.

Burdach, Vorspiel (1922); G. Weber, W. v. E.: 1. Stoff. u. Reim (1928); B. Mergell, W. und seine franz.

Quellen: 1. W.’s Willehalm (1936), 2. W.’s Parzival (1943); B. Mockenhaupt, Die Frömmigkeit im Parzival W.’s v. E. (Bonn 1942); J. H.

Scholte, Wolframs Lyrik (P.B.B. 69); G. Weber, Parzival (1948); W. J. Schröder, Der Ritter zwischen Welt u. Gott (1952).

< >