electromotoren, die gevoed worden met wisselstroom, kunnen zijn:
a. eenphasecollectormotoren;
b. eenphaseasynchrone (of inductie-)motoren (z electromotoren);
c. eenphase synchrone motoren;
d. meerphase synchrone motoren;
e. meerphase asynchrone motoren;
f meerphase collectormotoren.
In de praktijk komen van de onder d, e en f vermelde typen eigenlijk alleen driephase- of draaistroommotoren voor. Voor gewone aandrijvingen in fabrieken en werkplaatsen bezigt men meestal de asynchrone (of inductie-)motoren, ofschoon toch ook, vooral in de V.S., synchrone motoren worden toegepast.
Tegenover het lagere aanloopkoppel van de synchrone motor staat, dat hij geen phaseverschil tussen stroom en spanning veroorzaakt, zelfs kan men de stroom vóór laten lopen bij de spanning. Maar men moet wel over gelijkstroom voor de bekrachtiging beschikken en dus wordt voor betrekkelijk klein vermogen dit weer te ingewikkeld.
Categorie f komt wel in zeer bijzondere gevallen voor, maar niet eigenlijk voor gewone aandrijvingen; daar waar men de snelheid van het aangedreven werktuig veel en fijn wil kunnen regelen, zijn ze op hun plaats, al is de commutatie dan nog wel een bezwaar.
PROF. IR E. J. F. THIERENS.