Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WINTERSWIJK

betekenis & definitie

Gelderse gemeente, groot 3773 ha met (1953) 22 625 inw., van wie (1947) 76 pct Prot., 16,5 pct R.K. en 7,5 pct andersdenkenden, ligt in de Achterhoek. De bodem bestaat hoofdzakelijk uit pleistoceen zand en hier en daar oudere gesteenten.

Op grote diepte zijn zouten steenkoollagen aangeboord. De voornaamste bestaansmiddelen zijn landbouw (gemengde bedrijven), handel en nijverheid (baksteen, dakpannen, wielen, witte en bontgeweven goederen, tricotage, confectie, zuivel, metaalwaren, houtzagerijen en -verwerkingsbedrijven, carrosserieën, slachterij-exportbedrijven).De gemeente omvat het dorp Winterswijk (1953: 15 325 inw.) met 15de-eeuwse kerk, het dorp Meddo (1695 inw.), benevens een aantal buurten als Ratum, Henxel, Huppel, Miste en Corle het Woold. Winterswijk maakte vroeger deel uit van de heerlijkheid Bredevoort. In de gemeente liggen nog belangrijke Scholtengoederen. Bosrijke omgeving. De Vereniging tot behoud van natuurmonumenten heeft hier verschillende eigendommen.

Lit.: B. Stegeman, Het oude kerspel W. (Zutphen 1927).

< >