Nederlands letterkundige (Maastricht 1 Mei 1826 - 29 Jan. 1900), studeerde en promoveerde te Brussel in de rechten in 1846. In 1849 werd hij advocaat te Maastricht, in 1850 stedelijk en in 1866 provinciaal archivaris aldaar.
In het volgend jaar benoemd tot lid van de gemeenteraad van Maastricht, nam hij zijn ontslag als gemeente-archivaris en na zijn benoeming tot districtsschoolopziener, eveneens als provinciaal archivaris. Hij heeft zich o.a. veel beziggehouden met de studie van het Maastrichtse dialect.Bibl.: Archiefwezen in Nederland (1872); Beredeneerde inventaris der oorkonden en bescheiden berustende op het provinciaal archief in Limburg (4 dln, 1869-1881).