Oostenrijks romanist (Wildschütz 10 Febr. 1844 - Bonn 18 Mei 1915), werd in 1874 buitengewoon, in 1876 gewoon hoogleraar in de Romaanse philologie te Praag en datzelfde jaar nog te Bonn. Förster hield zich vnl. bezig met tekstcritische, literair-historische en etymologische studiën, die vooral het Oudfrans betreffen.
Op het gebied der tekstcritiek gaf hij een eerste volledige uitgave van Chrétien de Troyes (4 dln, 1884-1899) uit. Van 1879-1887 redigeerde hij de Altfranzösische Bibliothek, sedert 1888 de belangrijke Romanische Bibliothek. Tegen Gaston Paris’ insulaire theorie verdedigde hij vooral de continentale oorsprong (dus uit Bretagne, niet uit Groot-Brittannië) van de „matière de Bretagne”, de stof der meeste hoofse romans. De beste uiteenzetting van zijn denkbeelden vindt men in de Einleitung van zijn Christian von Troyes- Wörterbuch (Halle 1914). Als uitstekend kenner van Frankrijks grootste middeleeuwse romanschrijver, heeft Förster blijvende betekenis.Bibl.: Aiol et Elie de Saint-Gille (2 dln, 1876-1882); Robert Garniers Tragödien (4 dln, 1882-1883); Das altfranzösische Rolandslied treu nach den Handschriften (2 dln, 1883-1886).