is de naam van een Oudfrans gedicht, behorende tot de Frankische ridderromans. De held is een jonge ridder, die uitrijdt naar ’s konings hof, om daar de zaak van zijn verongelijkten vader te verdedigen.
Onderweg wordt hij bespot om de verroeste wapenrusting van zijn vader en beleeft hij talrijke avonturen, maar tenslotte slaagt hij er in, bij den korting recht te verwerven. Van dit gedicht zijn twee Middelnederlandse bewerkingen bekend, een Limburgse en een Vlaamse, die beide slechts fragmentarisch zijn overgeleverd. Terwijl de eerste een tamelijk slaafse navolging van het origineel is, kan men de Vlaamse een vrije bewerking noemen. Beide zijn uitgegeven door J. Verdam in Tijdschr. voor Ned. Taal- en Letterk. II (1882) blz. 209-287.PROF. DR W. A. P. SMIT.
