zijn meest uit afval van gesponnen vezels door kaarden verkregen vellen van katoen, wol of zijde. In de regel bestaan watten uit katoenvezels.
Afhankelijk van een verdere bewerking onderscheidt men ongezuiverde en gezuiverde watten. De katoenvezels worden voor een verdere bewerking in de regel geheel of gedeeltelijk ontvet. Bij niet geheel ontvetten nemen de vezels geen vocht op. Het opnemen van vocht is voor vezels, die voor wondbedekking worden gebruikt, een vereiste. Zij worden daarvoor met zeep uitgewassen. De uit katoenvezels gemaakte watten, die voor medische doeleinden worden gebruikt, worden bovendien gebleekt (gezuiverde watten, gossypium depuratum).
Zij moeten, na met de hand te zijn samengeperst, op water gebracht, onmiddellijk zinken. Om ze het glanzende uiterlijk te geven, worden de watten behandeld met stearinezeep en daarna met zuur, waardoor een weinig stearinezuur op de vezels wordt afgescheiden. De op deze wijze behandelde watten kraken, wanneer men ze samenperst. Om een goedkoper verbandmateriaal te krijgen, worden tussen de watten wel andere stoffen verdeeld, als houtwol, zaagsel, gezuiverde turfvezels, jute enz. Een goedkoop vervangmiddel van watten zijn gezuiverde vellen van uit hout gemaakte cellulose (celstof-watten).