Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WARF

betekenis & definitie

in Friesland en de Groninger Ommelanden eertijds een samenkomst van rechterlijke personen uit verschillende districten, die te zamen een college vormden. In de oude Friese wetten wordt warf gebruikt als synoniem van ding, doch in de latere Middeleeuwen nam de rechtsgemeente er niet meer aan deel.

„Warfspersonen” waren toen volgens Rengers allen die in enig jaar op het ambt van redge of overrechter aanspraak zouden kunnen maken. Men onderscheidde de „smalle warven” waar de rechters van één ambacht, vier of acht in getal, samenkwamen en de „landeswarven”. Deze laatste zullen het orgaan hebben gevormd, dat een zekere mate van samenhang in een landschap onderhield. Daarnaast wordt gesproken van zijlrechterwarven, die door alle tot de schepperij gerechtigden werden bezet (z zijlvestenij).

De vergaderingen bij de Upstalbeam worden nooit als warf aangeduid, doch wanneer daarvoor in 1361 samenkomsten van meer beperkte omvang binnen Groningen in de plaats worden gesteld, komt daarvoor al spoedig deze benaming in zwang. Sindsdien zijn de „mene landes warven” samenkomsten van de overheden uit een of meer „landen” met die van de stad Groningen. Het meest constant zijn de Mene Landes Westerwarf (stad met de landen van het Westerkwartier) en de Mene Landes Oosterwarf (stad met Hunsingo en Fivelgo), die — sinds 1454 geregeld — tot na 1600 bijeen plachten te komen. Doch in de eerste helft der 15de eeuw, de tijd der zgn. vredesverbonden, vindt men ook gesproken van mene landes warven met Westerlauwerse landschappen, te houden te Roden of te Aduard.

De M.L.W. oefende toezicht uit op de rechtspraak ten plattelande, eigenrichting trachtte zij te beteugelen door het uitgeven van vredebrieven; zij hield zich bezig met de rechtspraak in hoger beroep, ook wel — in bepaalde gevallen — met die in eerste instantie. Op den duur heeft zij deze rechtspraak grotendeels aan de Hoofdmannenkamer zien overgaan.

Daarnaast gaf de warf verordeningen uit, de zgn. warfsconstituties, bij sommige daarvan wordt de „meente” als medewerkende instantie genoemd.

De smalle warven bleven voortbestaan tot de regeringshervorming van 1749; in hun vergadering werden ieder jaar op Hemelvaartsdag de nieuw-optredende redgen en overrechters beëdigd. Ook zij hadden plaatselijk op een regelmatige gang van de rechtspleging toe te zien. Volgens Emmius waren zij een college uitsluitend van overrechters. Die van Fivelgo Westerambt werden gehouden te Loppersum, van Fivelgo Oosterambt te Leermens; uit Hunsingo kennen we die van het Oosterambt te Kantens en van het Halfambt te Lutke Saeksum.

Lit.: Warfsconstitutiën en Ordelen uitg. J. A. Feith, Pro excolendo jure patrio VII; S. J. Fockema Andreae, Bijdragen tot de Nederlandsche Rechtsgeschiedenis IV: Rechters en rechtsvorming in Friesland; R.

P. Cleveringa Pzn, Gemeene Landswarf en Hoofdmannenkamer te Groningen tot 1601.

< >