vooraanstaand Duits rechtsgeleerde (Wolfenbüttel 22 Aug. 1851 -Leipzig 10 Mrt 1929), was hoogleraar te Göttingen (1877-1911; met een korte onderbreking te Rostock), vervolgens te Leipzig (1911-1922). Hoewel hij in den beginne een voorkeur vertoonde voor de rechtsgeschiedenis (Commendation und Huldigung im fränkischen Rechte, 1877) en ook later nog wel eens op het gebied er van werkzaam was, ligt zijn voornaamste arbeid op het terrein van het handelsrecht, vooral op dat van het verzekerings- en het zeerecht.
Samen met P. Rehme, L. von Bar, L. Rosenberg, O. Pisko, R. Fischer, H. Titze, A. Riesz, M. Wolff, E. Jacobi, E. Brodmann, P. Oertmann, A. Nuszbaum, E. Riesler, E. Rundnagel, F. Scholz, M. Mittelstein, H. Wüstendörfer en O. Hagen vervaardigde hij tussen 1913 en 1929 het uitvoerige en grondige Handbuch des gesamten Handelsrechts, in 8 dln (dl 6 nimmer verschenen, dl 3-5, 7, 8 onvolledig).Lit.: Festschrift für V. E. 1926 (Leipzig 1927).