(Sedum L.), plantengeslacht uit de familie der Crassulaceeën met 500 soorten vnl. op het N. halfrond. Tot de Nederlandse flora behoren 6 soorten: 4 overblijvende met kleine rolronde bladen, nl. S. album L., met witte bloempjes, S. acre L., de Muurpeper, met gele, S. rupestre L. (syn. reflexum L.), de Tripmadam, van de vorige verschillend door langere, toegespitste bladen, en S. boloniense Lois. (syn. mite Gilib.), die de scherpe smaak van S. acre mist en aan de voet van de bladen een aanhangsel vertoont, alle 4 vooral langs de rivieren op zandgrond, muren enz. te vinden, dan de overblijvende S. telephium L. en daarvan de ondersoort purpureum, de Hemelsleutel, een tot 60 cm hoge plant met brede vlakke, naar voren getande, bladen en een platte tros purperen bloemen, en de 1-jarige, alleen in Zuid-Limburg gevonden S. cepaea L., die gaafrandige vlakke bladen heeft en rosé bloemen in ijle trosjes.
Deels worden zij ook als sierplant in tuinen gekweekt.Zo ook S. anacampseros L., lijkend op de vorige, maar overblijvend en met korter bladen en purperrose bloemen, uit de Alpen; S. hispanicum L., een 2-jarige soort met langcylindrische blauwgroene bladen en wit met rosé bloemen, uit de Alpen; S. spurium Bieb., kruipend, met tegenovergestelde, omgekeerd eivormige bladen en grote rosé bloemen, uit de Kaukasus e.a. Een bekende kamerplant is S. Sieboldii Sw. uit Japan, met brede, vaak bonte bladen in kransen van 3 en wit met rode bloemen in platte trossen.