Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Ulricus huber

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde (Dokkum 13 Mrt 1636 - Franeker 8 Nov. 1694), werd in 1665 hoogleraar in de rechten, in 1679 raadsheer in het Hof van Friesland. Hij behoort tot de uitnemendste juristen van de 17de eeuw.

Zijn Heedendaegse Rechtsgeleertheyt, soo elders als in Frieslandt gebruikelijk (iste uitg. 1686, 5de uitg. 1768) is een onschatbare bron voor de kennis van het Oudfriese recht, maar ook zijn Praelectiones juris romani et hodierni (1689, 1690) hebben grote waarde. Van zijn vele andere geschriften zij hier nog vermeld zijn De jure civitatis libri tres (iste uitg. 1673, uitermate zeldzaam; 3de dr. 1694), een werk over de algemene staatsleer, dat bijdroeg tot zijn internationale vermaardheid en o.m. beschouwingen over vrijheid van arbeid, emigratie, monopolies, prijscontrole en belastingen bevat.Lit.: R. D. Kollewijn, Gesch. v. d. Nederl. Wetenschap v. h. intern, privaatrecht tot 1880 (1937), blz. 131 w.; G. v. Vollenhoven, Nationale Staatsrechts studie in Nederl. (1930), blz. 4 w.; E. Albertario verzamelde de door Huber reeds ontdekte interpolaties in de Romeinse rechtsbronnen, zie Filangieri, dl 35, 1910.

< >