Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Uilen

betekenis & definitie

(1) vormen de orde Striges bij de vogels. Vroeger werden zij samen met de dagroofvogels tot de groep der roofvogels verenigd, doch door nauwkeurige anatomische onderzoekingen is gebleken, dat de uilen of „nachtroofvogels” niets met de dagroofvogels te maken hebben.

Zij zijn gekenmerkt doordat de schedel desmognaath is (z vogels). De snavel met washuid en de van krachtige nagels voorziene tenen vertonen overeenkomst met wat men bij roofvogels vindt, maar de buitenteen is een keerteen. De blinde darmen zijn lang en kolfvormig. Het zijn nachtdieren; sommige uilen jagen echter ook overdag. Het voedsel bestaat uit kleine vogels en zoogdieren (muizen en ratten); sommige soorten, zoals de Maleise Visuil (Bubo Kelupu), leven ook van vis. De onverteerbare delen worden als zgn. uileballen uitgebraakt. Zij nestelen in holle bomen, in rotsspleten, torens, gaten van muren, in verlaten nesten van andere dieren of op de grond. Het aantal eieren varieert van 2 tot 10; zij zijn bijna steeds rondachtig en wit van kleur. De uilen zijn cosmopoliet.Men onderscheidt twee families:

1. Tytonidae, waarbij het tussenschot der oogkassen gezwollen is en met lucht gevuld. De nagel van de middenteen is gekamd;
2. Strigidae, waarbij het tussenschot niet, maar het vorkbeen daarentegen wel gepneumatiseerd is, terwijl de nagel van de middenteen gaafrandig is. De o.a. op de Gr. Soenda-eilanden voorkomende Phodilus badius vormt een overgang.

Tot de eerste familie behoort de in Nederland veelvuldig voorkomende Kerkuil (Tyto alba). Van de 2de familie treft men in Nederland de volgende aan: de Ransuil (.Asio otus), die door het gehele land broedt. De Velduil (Asio flammeus) broedt eveneens door het hele land, vooral op de Noordzee-eilanden. Het nest ligt onder het struikgewas. Het Steenuiltje (Athene noctua) broedt in holle bomen en konijnenholen door het gehele land. Een nauw verwante soort, die in Griekenland zeer veelvuldig voorkomt, was het uiltje van Pallas Athene. De Bosuil (Stryx aluco) broedt tegenwoordig niet zelden in Nederland; slechts enkele malen in Nederland waargenomen zijn de Dwergooruil (Otus scops) en de Sneeuwuil (Nyctea nycted); Waarnemingen dat de Oehoe of Grote ooruil (Bubo bubo) in Nederland zou broeden, berusten waarschijnlijk op verwarring met de Ransuil.

(2, Agrotidae) vormen een der grootste vlinderfamilies. In de Nederlandse en Belgische fauna bestaat ongeveer de helft der Macrolepidoptera (z vlinders) uit Uilen. Het zijn echte nachtvlinders, die zich overdag verschuilen, daarbij geholpen door de camouflagekleuren der voorvleugels, die daksgewijs over het achterlijf liggen en dan de veel levendiger gekleurde achtervleugels volkomen bedekken. Sommige soorten vliegen ook overdag.

De smalle, hoekige vorm en de tekening van de voorvleugels zijn, ondanks onderlinge verschillen, kenmerkend voor de familie. Over het algemeen zijn het goede en volhardende vliegers, die grote afstanden kunnen afleggen. Van de gewoonste soorten noemen wij het Pistooltje of Gamma-uil (Plusia gamma), de Huismoeder (Agrotis pronuba) met gele, zwart gebande achtervleugels, de Monnikskappen (Cucullia spec.), die wel wat op Pijlstaarten lijken en een grote halskraag hebben en het Rode Weeskind (Catocala nupta), zeer opvallend door de rode achtervleugels.

De rupsen zijn meestal vrijwel kaal, een aantal soorten behoort tot onze schadelijkste insecten, o.a. sommige Agrotis-soorten, die als „aardrupsen” in de grond leven aan ondergrondse plantendelen, ’s nachts naar boven komen en dan vele stengels vlak boven de grond afbijten.

DR G. BARENDRECHT.

< >