graaf, Engels geleerde, die beroemd is geworden door de verzameling der Elgin Marbles (20 Juli 1766-Parijs 14 Nov. 1841), stamde uit een geslacht, dat dezelfde stamvader had als koning Robert Bruce en in 1633 in Schotland de grafelijke waardigheid verkreeg. Hij studeerde te St Andrews en te Parijs en werd officier bij het Engelse leger, maar was vooral werkzaam in diplomatieke betrekkingen, eerst in 1792 bij het Oostenrijkse Hof te Brussel, in 1795 te Berlijn en van 1799-1802 te Constantinopel.
Hier verwierf hij zijn enorme collectie fragmenten van klassieke beeldhouwwerken (z Elgin marbles). Wegens zijn willekeurige handelwijze bij het verzamelen van deze kunstvoorwerpen, die gedeeltelijk zeer gehavend en verminkt werden, had hij menige aanval te doorstaan. Hij ontving geen nieuwe aanstelling van de regering, maar bleef lid van de Privy Council en curator van het Brits Museum. Vijftig jaren lang had hij zitting in het Hogerhuis.Lit.: Edward, Lives of the Founders of the British Museum, I (1870).
