zijn organismen, die in staat zijn zich te ontwikkelen bij hogere temperaturen dan door de meeste organismen verdragen worden. In de meest typische gevallen gaat het hierbij niet alleen om het verdragen van dergelijke temperaturen (thermotolerantie), doch vertonen de organismen zelfs een voorkeur hiervoor.
In warme bronnen heeft men bij 50 gr. C. nog talrijke plantaardige en dierlijke organismen waargenomen, terwijl men bij 75 gr. C. zelfs nog het voorkomen van blauwe wieren heeft vermeld. Uit onderzoekingen van Miehe is gebleken, dat thermophile organismen een belangrijke rol spelen bij de hooibroei. Deze wordt veroorzaakt door het feit, dat bij de oxydatie van de in het hooi aanwezige organische stof de ademhalingsenergie als warmte vrijkomt, waardoor de temperatuur stijgt. Hierdoor sterven de eerst aanwezige organismen af om te worden opgevolgd door meer thermophile organismen, die een verdere stijging van de temperatuur veroorzaken enz. tot de temperatuur zo hoog is geworden, dat zelf ontbrandende stoffen ontstaan. De zelfverwarming als gevolg van ademhaling treedt algemeen op, doch is in het ene geval duidelijker dan in het andere. Bekend zijn de bloemkolven van de Araceeën zoals Sauromatum guttatum, waar tijdens de ontwikkeling de temperatuur in de bloeikolf 12 gr. hoger kan zijn dan in de omgeving.