of de Bèze, Calvinistisch theoloog (Vézelay 24 Juni 1519 - Genève 13 Oct. 1605), uit een oud Bourgondisch geslacht, studeerde na een schooltijd te Parijs, onder de humanist Melchior Wolmar te Orléans, later te Bourges, waar hij Calvijn ontmoette. Uit zijn jeugd dateren de Poëmata iuvenilia (Genève 1549), die aan het natuurlijke leven zijn gewijd.
De overgang tot het Calvinisme van Beza valt in 1548, tijdens een ernstige ziekte. Hij ging een huwelijk aan met Claude Desnoz (gest. 1588), dat eerst te Genève werd ingezegend. Hier kwamen zij 23 Oct. 1548, dus toen Calvijn er reeds lang was. Door hem en Viret verwierf hij een professoraat in het Grieks te Lausanne, waar hij tot 1558 negen jaar arbeidde; in deze tijd verschenen zijn tragedie Abraham sacrifiant (1551) en zijn Latijnse vertaling van het N.T. (1556). Hij werd nu naar Genève beroepen, waar hij eerst naast Calvijn werkte en na diens dood in 1564 de hoofdpersoon van kerk, stad en gereformeerd Protestantisme werd. Beza was op sommige punten meer gematigd dan Calvijn, maar heeft in niets wezenlijk van hem verschild.
Zijn Confession de la Foi chrétienne (1559, Middelbourg 1701) had een internationaal succes, zo ook zijn Psalmenvertaling en -berijming, voltooiing van die van Clément Marot, zijn tekstcritische uitgave van het Nieuwe Testament, zijn Discours... contenant l’histoire de la vie et mort de Me Jean Calvin. Hij heeft de verbranding van de ketter Servet verdedigd in Ue haereticis a civili magistratu puniendis (1554, Franse uitgave 1560).Beza had onnoemelijk veel buitenlandse betrekkingen. Hij heeft in de Kantons en in Duitsland gereisd in het belang der vervolgde Waldenzen; na het bloedbad van Vassy (1562) werd hij aalmoezenier van Condé gedurende 22 maanden en verdediger van de Protestantse zaak in Frankrijk; hij was hoofdpersoon op het godsdienstgesprek te Poissy en op de Conferentie te St Germain, voorzitter der belangrijkeSynode teLaRochelle (1571). Behalve Waldenzen, nam hij na de Bartholomeusnacht talrijke vluchtelingen uit Frankrijk in het gastvrije Genève op en schreef De iure magistratuum, waarin hij de stelling verdedigde, dat een volk geen gehoorzaamheid verschuldigd is aan een goddeloze en tirannieke regering. Aan de academie van Calvijn hoogleraar, stichtte hij er de Ecole de Droit, waardoor hij de eigenlijke stichter van de Universiteit van Genève is. In 1580 legde hij zijn ambten, ook die van predikant en president der vénérable compagnie neder. In 1597 deed de bisschop van Genève, Franciscus van Sales, persoonlijk een poging om hem te bekeren.
Beza heeft de redding der stad uit de belegering door Charles Emmanuel van Savoie in de nacht van 11 op 12 Dec. 1602, de „journée des escalades”, wegens de zwart gemaakte ladders van de belegeraars, nog met vreugde beleefd. Beza’s invloed op het Nederlandse Calvinisme kan men aan de personen nagaan, die H. de Vries de Hekelingen vermeldt in zijn Genève pépinière du Calvinisme hollandais (2 dln, igi8-’24) en uit de vertalingen zijner geschriften. Onder Beza’s gehoor hebben intussen in hun jeugd ook Wtenbogaert en Arminius gezeten.
PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Bibl.: Theod. Beza, Tractationes theologicae, 3 t. (Genevae I57O-’82) ; Icônes id est verae imagines virorum doctrina simul et pietate illustrium (Genevae 1580) ; Les vrais pourtraits (Genève 1581); Histoire ecclésiastique des églises réformées au Royaume de France, divisée en trois t. (Anvers 1580, Toulouse 1880). Voll. bibliogr. in: Compte-rendu du 3e centenaire de la mort de Th. de Bèze (1906).
Lit.: J. W. Baum, Th. Beza (1843, 1851); H. Heppe, Th. B. (1861); H.
M. Baird, Th. B. (1900); A. Bernus, Th. B. à Lausanne (1901); E. Choisy, L’état chrét. calviniste à Genève au temps de Th. de Bèze (1903); Haag, La France protestante, 2e éd. t.
II, 503-511; C. Veitenaar, Th. de B. et ses relations avec les théologiens des Pays-Bas (1904)» Thèse; P. Keegstra, Abraham sacrifiant de Th. de B. et le théâtre calviniste de 1550 à 1566, diss., Groningen (1928).