in het N.W. van Sumatra, waartoe mede een aantal eilanden (o.a.Nias) behoren, heeft een oppervlakte van 39 077 km2 en wordt in meerderheid door Bataks bewoond. Aan de kust vindt men eerst een vlak, daarna een golvend gebied, dat moerassig, ongezond en zeer schaars bevolkt is; daarop volgt het Boekit Barisan gebergte, dat een vruchtbaar gebied van hoogvlakten en valleien insluit.
In het N. ligt het Tobameer. Bij de hoofdplaats Sibolga vormt de kust een ruime baai.In de mooie valleien van Angkola, Sipirok en Taroetoeng wordt sawahbouw uitgeoefend; op de hoogvlakten houdt men veel buffels en paarden. Rubbercultuur treft men veel aan; deze wordt zowel op ondernemingen als in bevolkingstuinen uitgeoefend. De Bataks die in het Z. van het gewest wonen zijn Islamieten; meer noordwaarts zijn de meesten Christen geworden door de werkzaamheid van de Rijnse Zending.