mineraal, komt voor in rhombische hemimorph ontwikkelde kristallen, is in verse toestand geel of bruinachtig, maar gaat bij verwering over in een wit poeder en bezit de scheikundige samenstelling (NH4)MgP04.6H20. Zijn s.g. is 1,7 en zijn hardheid 2.
Men heeft het hier en daar gevonden, waar menselijke en dierlijke excrementen zich ophoopten, het eerst in 1845 onder de Nicolaikerk te Hamburg, later op verschillende andere plaatsen. Het ontstaat bijv. in guano, door inwerking van magnesium-houdende oplossingen op phosphaat in tegenwoordigheid van ammoniak.