is de wet van 7 Oct. 1911, Stbl. 315, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 Juni 1925, Stbl. 308, die beoogt, de steenhouwers te beschermen tegen de bijzondere gevaren, aan hun arbeid verbonden, i.h.b. het in de longen dringen van stof en letsel aan de ogen. In het steenhouwersbedrijf mag alleen arbeid worden verricht door personen, die in het bezit zijn van een steenhouwerskaart, afgegeven door de burgemeester van hun woonplaats, na geneeskundig onderzoek.
Is de betrokken arbeider beneden 21 jaar, dan wordt de kaart niet uitgereikt, indien uit het onderzoek blijkt, dat steenhouwersarbeid nadelig voor zijn gezondheid zou zijn. Bij algemene maatregel van bestuur (Steenhouwersbesluit, K.B. van 23 Juni 1923, Stbl. 297) is een aantal voorwaarden gesteld, welke bij het doen verrichten van steenhouwersarbeid in acht moeten worden genomen.
